De belangrijkste ingrediënten om bier te brouwen waren al van in de middeleeuwen in Vlaams-Brabant ruim aanwezig. Zo ontstonden twee soorten tarwebier: witbier op de as Hoegaarden-Leuven en lambik op de as Brussel-Halle. Wanneer lambik voor het eerst werd gebrouwen is niet bekend, de oudste schriftelijke vermelding dateert van 1559. In dat jaar schreef stadsontvanger Remy le Mercier in een kanttekening in de stadsrekening van Halle: "Niemand mag een beslag aanmaken zonder er 16 razieren graan in te doen, te weten 6 razieren tarwe en 10 razieren gerst, zoals men vanouds placht te doen.” De toen voorgeschreven verhouding van 6/16 of 37.5 % tarwe en 10/16 of 62.5 % gerst wordt nu nog door de lambikbrouwers gerespecteerd. Een afgebakend gebied voor het brouwen van lambik was er toen nog niet. Dat kwam er pas in 1839. Enkel in Brussel of aan de stadspoorten op een afstand van 5,51 km rond Brussel mocht er lambik en afgeleiden zoals de met suiker aangezoete faro worden gemaakt. In 1860 werd dat gebied uitgebreid tot 11 km. Vanaf 1928 wordt er vanuit gegaan dat lambik het best wordt gebrouwen langs de Zenne van Halle tot Vilvoorde. Vandaag liggen alle lambiekbrouwerijen, met één uitzondering, ten zuidwesten van de hoofdstad, in het Pajottenland. Voor deze proeverij hebben we kenners uitgenodigd, met name Johan ‘Wanne’ Mandelijns (voorzitter) en Wim De Kelver (penningmeester) van onze zustervereniging “De Lambikstoempers’ uit Lembeek/Beersel. Ze gaan het hebben over het brouwproces, het steken, lambik, (Oude) Geuze, fruit-lambikbieren, Horal, ... Uiteraard proeven we ook… Starten doen we met we met het basisbrouwsel "lambik". Daarna volgen Oude Geuze, Oude Kriek, ... en meerdere andere. |